Dag Paard

Wil je met die gedachte de wei in gaan, naar de paarden?’ Vroeg Lotte, ‘mijn’ non-verbale therapeut die verbaal goede vragen stelt.

Ik dacht: ’Ok’, ik zei: ‘Ja.’

En zo ging ik, met mijn gedachte de wei in.

Een ‘nare’ gedachte trouwens die mij tegelijkertijd onwijs veel rust bracht. En dat laatste was dan weer enorm verwarrend en mocht niet, van mezelf dan hè. In de paar stappen die ik naar de bak liep veranderde die rust in een onrust die zijn weerga niet kende. Opgekropt rond mijn hart en maag. Midden op mijn borst.

Paard kwam gelijk naar me toe, we hadden vlak ervoor al kennis gemaakt. Ik ben gek op beesten, ook op deze grote machtige dieren die je gewoon recht aankijken. Dat Paard dan ook eerst voorzichtig aan mijn hand ging likken en knabbelen vond ik dikke prima.

Alleen..

Dat knabbelen werd grover, ruwer. Uiteindelijk lukte het paard om mijn vel steeds een fractie van een seconde tussen de tanden te krijgen. Geen prettig gevoel, maar pijn kan je het ook niet noemen. Wel op die manier dat ik mijn hand weg trok. Ik probeerde Paard te aaien en luttele seconden liet hij het toe. Daarna begon hij weer opnieuw. Likken, knabbelen aan mijn hand. Onrustig plukken.

En mijn onrust, die bleef. Dit herhaalde zich keer op keer.

Ondanks vragen van Lotte, tips om verder te voelen, lukte het me niet.
Onrustige onrust, die ik ook nu weer voel tijdens het typen, gierde door mijn lijf. En Paard bleef maar rommelen. Als mijn hand in mijn broekzak verdween trok hij net zolang aan mijn jas totdat mijn hand er weer was.
Zeg het me Paard, zeg me wat er is. Ik voelde alleen maar onrust, maar geen enkele gedachte kon deze betitelen. Ze waren er niet, mijn gedachten. Een soort van unicum.

‘Vertel het paard wat er in je omgaat!’ was de tip van Lotte.

Maar ik weet het zelf niet.. dus zei ik dat maar. Ik ging maar aan de wandel in de bak, Paard ging gelijk met me mee. In gedachten probeerde ik tegen hem te praten. Even liep hij naast me, even, want voor ik het wist stond Paard dwars voor me. Echt dwars. Ik kon niet meer verder. Tja, ik ben gekke Henkie niet hè. En dus liep ik de andere kant op. Paard liep mee en je raadt het niet, na een paar meter stond hij weer dwars voor me. Dit ging door, keer op keer op keer. Stond ik langer stil dan plukte hij aan mijn jas, aan mijn broek, mijn schoenen en mijn hand. Kon hij daar niet bij dan stond hij onrustig met zijn poot in het zand te wroeten. Ik probeerde hem met mijn lijf aan de kant te duwen, compleet zinloos natuurlijk. Soms, als ik stil stond, werd het plukken vervangen door een rondje om me heen lopen en dan alsnog plukken natuurlijk.

Vertel het me Paard. Waar zijn mijn gedachten?

De tijd was inmiddels op, ik moest eigenlijk naar huis. Maar wat had dit
hele gedoe mij nu opgeleverd behalve dan een enkel blauw plekje op mijn hand.
Ik gaf het op. Liep naar het hek en Paard ging weer mee.

Lotte stelde nog één vraag: ‘Wie wordt door Paard vertegenwoordigd?’

‘Niemand’ zei ik.
Stilte.

‘Ikzelf’, zei ik toen.

Ikzelf. Dit moest ik laten bezinken. Ik had geen zin om Lotte de tranen in mijn ogen te laten zien, het verdriet dat daar ergens schuilt. Niet dat ze dat nog niet gezien heeft hoor, maar nu even niet. Niet nu.

En dus liep ik nog een keer de bak in, ook al was het al te laat…en riep de klok van ‘kind ophalen’ mij.

Ik liep….. alleen.
Paard bleef staan.

Ik liep verder…. alleen.
Paard stond nog steeds waar hij stond.

Ik bereikte het einde van de bak… alleen.
Paard keek niet eens om.

Bizar dit.
Dag Paard.
Dank je wel.

arrow-right arrow-left facebook twitter linkedin help_outline paper calendar